De filosofie van jezelf zijn

In mijn optiek is iedereen zichzelf, er zijn -veel- mensen die zich anders voordoen dan hoe ze daadwerkelijk zijn (schijnvertoningen/leugens etc.), maar in zekere zin maakt dit deel uit van deze mensen. Het schijnvertonende zit in deze mensen en is dus deel van hun.

Een iets diepere zin van de betekenis jezelf zijn. Ik vind echter niet dat dit alles goedmaakt, omdat je natuurlijk, hoewel dat dan (‘een zwak’) deel van je is, bezig kan zijn met dingen die niet zo zouden moeten gaan. Ik vind dus niet dat schijnvertoningen oké zijn. Maar wilde mij eventjes bemoeien met de terminologie.

En in deze diepere zin van jezelf zijn, kun je wel ‘gemakkelijk’ jezelf in die zin veranderen dat je dingen op die manier doet dat ze ook daadwerkelijk goed voelen; dingen doen die bij JOU passen. Dus jezelf uiten zoals jij iets voelt, denkt en wilt…

==>> Jezelf zijn voor jezelf!!

freak


Black board

De diepte in kijkend der somberheid. Zwart zien. door de leegte in te kijken alles zwarter maken dan het is, je op laten eten door leegte.

Een leeg gevoel is eigenlijk ook wel handig (See the bright side :-), het kan zich namelijk vullen. Met wat het ook wil omdat er ruimte zat is/ (opnieuw indelen!). Vul de leegte met de schoonheid en zie de kleuren die ontstaan.

Broken black
Waarom gaat alles stuk
Scherven, het zijn er veel.. wat is er toch gebeurd?
Maak ik dan alles stuk
Of zie ik het zwart en is alles heel gekleurd?

Door Zwart te kijken zullen anderen je eerder onbegrijpelijk vinden en je misschien daardoor ook wel minder begripvol behandelen, wees dus in zekere zin voorzichtig met zwart te kijken en dit te uitten. Express yourself with art; schrijf in plaats van te klagen een mooi gedicht of gooi je frustraties uit over een doek (in de vorm van verf!!).

Naast dit alles is zwart one hell of a colour!! In zwart zit tot op zekere hoogt een schoonheid. {{misschien omdat na zwart de kleuren zo veel mooi feller zijn, -schoonheid ontstaat na afschuwelijkheid-}}

Yours Freekfully.

freak


Leven in een wereld vol anderen

Omdat dit mijn eerste artikel is, zal ik mij eventjes voorstellen. Hallo, Ik ben Freek (wordt ook wel Freak genoemd door deze en gene) ben 18 jaar oud en studeer Psychologie. Ik zal eens kijken of ik een interessant kwaliteitsartikel kan schrijven.

een wereld vol anderen; wat bedoel ik hiermee? Een wereld vol mensen die anders dingen doen en anders denken dan jij doet. Zo lijkt het wel eens. Een wereld waarin je, je niet altijd even thuis voelt, en je, je vaak alleen voelt. Een wereld vol gevoel maar zonder veel vriendschap. Een wereld op haar kop.

Denkend dat je alleen staat, en buitengewoon anders bent dan vele andere mede aardbewoners doet niet veel goeds aan het veranderen van de situatie. Je gaat je namelijk op een manier afzetten van de wereld. En anderen nemen dit vaak waar als raar. Je bent een “Freak”. Wat ik zeggen wil is dat je in plaats van een afkeer te ontwikkelen tegenover de wereld die je verdriet doet, je, je tijd beter kunt verdoen met het op zoek zijn naar mensen die wel gelijke zijn aan jou. In zeker zin is al genoeg. “je voelt je minder alleen op de wereld als je ziet dat anderen zich er ook niet op thuis voelen” om mezelf maar te citeren 🙂

Een mooie persoonlijkheid heeft ooit gezegd (in gesprek met mij): “ga niet op zoek naar afleiding maar naar invulling”. Om dit in deze context te brengen zal de begrippen afleiding en invulling nader moeten verklaren.

Afleiding: Omdat je je niet zo thuis voelt op de wereld, je soms wat terugtrekt van de mensheid ben je al snel geneigd naar afleiding op zoek te gaan.. deze afleiding is vaak gemakkelijk te vinden (denk aan: roken, agressie, computeren etc.). Manieren om je gedachtes even elders op te richten.

Invulling: Omdat je je niet zo thuis voelt op de wereld ga je op zoek naar mensen met wie je wel het goed vinden kunt, bij wie je je wel op je gemak voelt. Invulling. Zo hoef je je gedachten over je eenzaamheid niet opzij te schuiven omdat je ze simpelweg kunt laten vallen. Achter je kunt laten.

Een wereld gaat open als je je open stelt voor mensen. Je zult zien dat er best wel veel mensen rondlopen die eigenlijk best wel aardig/leuk en enigszins hetzelfde zijn als jij. Ook al loopt hij of zij er anders bij.

We moeten dus altijd open staan voor mensen, omdat we ook graag mensen willen leren kennen die open staan voor ons. Dat leeft eenmaal zo prettig. Ik laat het hierbij.

Dank u wel voor het lezen.

freak


The day after

The day after
of: De (ont)goochelaar

Ik liep vanochtend op huis aan. Geld voor een taxi had ik niet meer en het OV is hier niets zo vroeg. Ik had een bewogen nacht achter de spreekwoordelijke rug. (een nacht vol drank die ik eigenlijk niet kon betalen en een nacht vol lang verdrongen emoties)

Het is winter en dus nog vrij donker. En mijn god, koud is het ook. Trillend wil ik even op mijn horloge kijken hoe laat het precies is, maar ik bedenk dat ik het moment niet wil laten verzieken door een lullig tijdstip. Door het besef van de voortgang en opeenvolging van de gebeurtenissen als een ononderbroken stroom. Ik vind het niet erg af en toe iets te (moeten) missen. Gaten zijn er om gedicht te worden. En dus kijk ik wat om me heen. Ik neem alles met enige vorm van verwondering in mij op.

Auto’s in vele kleuren en maten razen mij en, veel erger, elkaar in rap tempo voorbij. Het zachte geruis van een drukke ver gelegen snelweg. Waarschijnlijk naast een rijbewijs in het bezit van een grote haast of een doodswens zetelen de gefrustreerde bestuurders in hun rijdende metalen kooien als narcistisch eigenheimers. We hebben eigenlijk zoveel gemeen. Ook ik houd niemand gevangen behalve mezelf. En ook ik voel het licht. Ik hoor een of ander vogeltje zingen, maar ik zie het nergens. Wil het soms niet gezien worden?

Het donkergele licht van de straatlantaarns, verlicht en verwarmt de wereld. Het is mijn wereld, onze wereld. Al ben je er nu dan niet bij. Al ben ik óók nu weer alleen, het verandert niets. Alles is immers zo mooi. Alsof het zo hoort en niet anders. Het geheel is zo volmaakt (of misschien lijkt het slechts zo, maar de schoonheid wordt er niet minder om en daarbij gaat het toch ook een beetje om het idee? Want ideeën heb ik wel genoeg.)

En dan opeens, vanuit het niets: een harde tik, die nog even gezellig na-echoot in mijn drukke hoofd, als heeft het altijd al geweten dat ik nu, op dit moment, totaal geen behoefte heb aan stilte. Ik wil niet denken. Ik wil veel. Ik wil alles en zoveel meer. Ik wil de onmogelijkheid, maar (daarover) denken wil ik nu niet. Ik loop de confrontatie niet zo gemakkelijk te gemoed. Ik geef me niet zomaar gewonnen. Dat zou buitengemeen zonde zijn van alle moeite die ik heb gedaan om tot hier te komen.

Maar het is al te laat. Verdomme. Het geluid sterft langzaam en toch ook snel af en al wat rest is de echo. Even later is ook die niets dan een kortstondige herinnering. Al wat nu achterblijft is een confronterend besef.

Want wat is de wereld opeens grauw en donker. De lantaarns zijn gedoofd (die tik neem ik aan), het is vier minuten over acht, ik keek zojuist op mijn horloge. Nu pas zie ik de wereld weer zoals zij werkelijk was: niet van mij, niet van een ‘ons’ dat niet bestaat en al zeker niet met donkergeel licht verwarmd. Het is winter en mijn god, wat is het koud. Ideeën heb ik genoeg, maar daar houdt het mee op…

Frank


Dwerg

of: Ongelukkig in de liefde

“Buiten scheen de regen; Het was een drieste, donkere avond. Dat weet ik nog zo goed omdat het perfect leek afgestemd te zijn op mijn stemming, mijn gemoed, de manier van denken die ik toen hanteerde. Ik zat in een van de illustere kroegen die mijn woonplaats rijk is, mistig van de rook, stinkend naar een cocktail van vele alcoholische dranken waarvan bier de boventoon voerde. Ik zat aan de bar, hoewel ik me nu besef dat ‘Ik hing aan de bar’ een betere omschrijving zou zijn van de manier waarop ik op de barkruk gedrapeerd was. Enfin, ik hing aan de bar. Bestelde het ene na het andere biertje in een poging mijn naargeestige stemming enigermate te verbeteren. Immers; bier doodt, evenals een scala andere alcoholische dranken, hersencellen.

En nefast genoeg zat ik me te bezatten omwille van een persoon van het tegengestelde geslacht, die ik meer dan mocht. Naam niet te noemen, zou karakterloos zijn van mij. Gevoelens waren dus niet wederzijds, vandaar. En na de laatste pint, hoewel ik – ondanks alles – goed besefte dat ik mezelf bij elk volgend glas beloofde dat dit de laatste zou zijn, wilde ik mijn glas met een zo luid en nadrukkelijk mogelijke dreun op de bar plaatsen. Puur uit onvermogen, mijn machtsvertoon tegenover het bierglas. En zodat ik aanstonds mijn nest kon beogen om die mannelijk poesachtige uit mijn hoofd te gaan slapen. ‘Wat doet dat beest überhaupt in mijn hoofd?’ Maar, helaas, ik miste de bar, daar alcohol de motoriek aantast, en mijn naarstig leeggelopen glas raakte onverhoopt een dwerg boven op zijn schedelpan. Ik hoorde botten kraken, vaten springen. Bloed vloeide copieus. De dwerg viel. Ik viel ook. Hij van de pijn, ik van het lachen. Hevige schrik zet immers aan tot lachen.

Toen de dwerg, bebloed en wel omhoog krabbelde – wat niet zo’n grote afstand was logischerwijs, het was een dwerg – zei hij naast ‘Merde!’, wat zoveel betekent als ‘Godverdomme’, dat hij mij verdoemde. Tevens raaskalde hij nog iets in de trant van dat ik nimmer geluk in de liefde zou ontmoeten, tenminste als ik het goed begreep. Dwergen spreken namelijk Frans, zo ook deze dwerg, vraag me niet waarom, het is alledaags gewoon zo. Mijn Frans is nooit echt goed geweest, zal het wel niet worden ook.

Enige tijd verstreek en de dwerg kalmeerde enigszins. Mogelijkerwijs door het grote bloedverlies, geen idee, ben geen arts. Hoewel ik de medische wereld wel altijd als boeiend heb weten te beschouwen. Snijden, copuleren, zuipen, zo valt het nog het beste samen te vatten, dat medische ondermaanse.

Ik bood, goed als ik was, ben en zal zijn, de dwerg nog iets te drinken aan. Jenever, dat is sterk, helpt vast tegen de pijn van dat kleine ventje. Bovendien past een borrelglaasje beter bij het postuur van dwergen dan een halve-liter-bierpul ‘Geniaal, ik denk ook aan alles.’, sprak ik mezelf nog toe.

Maar toen ik dat, nochtans kleine borrelglaasje – geheel per ongeluk, ik was mijn lichaam niet geheel (of toch: geheel niet) meester – over een van de talrijke open wonden die zijn schedelpan rijk was liet vallen, ‘Hoe zou een dwerg als hij aan al die wonden komen? Ik dacht altijd dat dwergen geliefd en vriendelijk waren’, was de maat voor de kleine man vol, meen ik. De dwerg liep namelijk met grote stappen – wat is groot voor een dwerg vraag ik me dan af – luid bulderend de deur uit, de nacht in. Weg om nooit meer terug te keren. Wat mij restte was de vervloeking, twee kapotte glazen, een plas bloed, een kater en een torenhoge rekening. Heb altijd al een hekel aan dwergen gehad, derhalve…

Hoe ik thuis gekomen ben? Zou het niet meer weten, weet tot mijn spijt wel meer dingen niet (meer). Zoals ik al zei doodt bier hersencellen…

De dag die volgde op de avond van dit echec, of de dag daarna aangezien ik een behoorlijke poos geslapen leek te hebben, lag er echter een brief op de deurmat. Ja, ook ik heb zo’n ongerijmd, onberaden gat in mijn deur waar post door geschoven dient te worden door speciaal daarvoor aangestelde beambten. Ik slenterde naar de deur en raapte het schrift op. Het was besmeurd met en doordrenkt van bloed. Een kennisgeving van mijn beschermengel, hij stopt ermee. Dit was de laatste druppel.

En dat het inderdaad de laatste druppel was geweest, zag ik pas ettelijke dagen later toen ik de voordeur opendeed en vaag in de verte een spierwit, alleszins leeggelopen dwerg op mijn erf zag liggen. Ik hoefde slechts het rode spoor vanaf mijn voordeur te volgen om de precieze locatie van het kadavertje vast te stellen.

En zo is het dus gekomen dat ik nimmer geluk in de liefde zal vinden. Een armzalig feit, maar toch lichtelijk plausibel omdat ik weet het aan mezelf te danken te hebben. Stom, prematuur, roekeloos en onnadenkend als ik was, ben en zal zijn.”

Frank